Groninger Wadden – een lesje geschiedenis

Achtergrond

Ga je de LF-weekendtocht Groninger Wadden fietsen? Verdiep je dan eens in de landschapsgeschiedenis van de Eems-Dollard regio.

Het Groninger Waddengebied is een zeer oud cultuurlandschap, met een bijzondere ontstaanswijze en een rijke cultuurgeschiedenis. Het herbergt een grote hoeveelheid aan landschappelijke-, archeologische- en cultuurhistorische waarden. Het landschap kenmerkt zich door een open karakter met weidse uitzichten, slingerende waterlopen (maren) en statige boerderijen. Dit alles is de spiegel van een eeuwenoude dynamische geschiedenis tussen de mens, het land én het water.

Kustvorming tijdens Holoceen

De grootschalige openheid enerzijds en de fijnmazige structuren anderzijds vormen samen de landschappelijke hoofdstructuur die is terug te leiden naar een aanhoudend proces van kustvorming tijdens het Holoceen (11.700 jaar geleden – heden). Na de laatste ijstijd begon de ijskap ten noorden van Nederland te smelten, waardoor de Noordzeevlakte volstroomde en de zee in vrij korte tijd in de buurt kwam van de tegenwoordige kust van Nederland. Vanaf ongeveer 6000 voor Christus kwam het huidige Noord-Groningen ook onder invloed van zee te staan. Door overstromingen van zee waarbij zand, zavel en klei werd afgezet, konden zich ver landinwaarts kwelder- of strandwallen vormen. De oudste kwelderwallen liggen het meest landinwaarts en de jongste het dichtst bij de kust. Later zijn op deze kwelderwallen wierden aangelegd. De natuurlijke uitbouw van de kust kwam ten einde door de aanleg van dijken vanaf ca. de tiende eeuw na Christus.

Kwelder Pieterburen- Marleen Annema

 

Het aanleggen van nederzettingen

Toen de kwelderwallen zó hoog waren opgeslibd dat deze bij vloed zeer zelden overstroomden, konden daar met succes nederzettingen worden aangelegd. Bij de oudste kwelderwallen was dat al rond 700 voor Christus (Vroege IJzertijd) het geval. In een nog volledig onbedijkte kwelder werden lage podia van kwelderzoden, mest en afval opgeworpen. Dit worden huiswierden genoemd. Deze podia groeiden zowel in hoogte als in omvang, waardoor er (dorps)wierden ontstonden. Deze ontwikkeling vond in het hele noordelijke zeekleigebied plaats. In Friesland worden dergelijke woonheuvels terpen genoemd en in Noord-Duitsland wurten. De oudste wierden (meest landinwaarts) dateren uit de vijfde eeuw voor Christus, maar nog tot in de Middeleeuwen werden er nieuwe wierden opgeworpen. Niet iedere wierde ziet er hetzelfde uit. Grofweg zijn er twee hoofdtypen wierdedorpen te onderscheiden, te weten radiale – en rechthoekige wierden. Tijdens de route zijn deze verschillende wierden goed te herkennen, met name het zuidelijke deel van de route laat dit zien.

Noordpolderzijl – Stella Dekker Fotografie

 

Radiale en rechthoekige wierden

Radiale wierden zijn min of meer rond van vorm. De boerderijen liggen met de voorkant naar een centrale middenruimte en met de achterzijde naar het buitengebied. De middenruimte bevatte aanvankelijk een opvangbekken voor zoet (regen)water (feith of dobbe), of een waterput. Later (vanaf de achtste eeuw) werd op deze plek vaak een kerk gebouwd. Aan de achterzijde van de boerderijen liep vaak een cirkelvormige rondweg (ossengang) waarlangs het vee naar de stallen en buitengebied liep. Voorbeelden van goed zichtbare radiale wierden op de route zijn: Rasquert, Baflo, Saaksum en Ezinge.

img-28163-r0x0x1168x876-t1920
Noordpolderzijl

 

De rechthoekige wierden liggen veelal op de hoge en rechte kwelderwallen. De kerk staat meestal aan de rand van de wierde. De overgang tussen het landschap en het dorp is meer geleidelijk dan bij de radiale wierdedorpen. Anders dan men vaak denkt, komt het rechthoekige wierdetype het meest voor in de provincie. Voorbeelden van goed zichtbare rechthoekige wierden op de route zijn: Usquert, Warffum, Eenrum en Winsum.

Vanaf ca. 1000 na Christus veranderde het landschap wezenlijk. Ditmaal niet door natuurlijke processen, maar door toedoen van de mens. Men begon toen hoge, doorgaande dijken aan te leggen die grote gebieden tegen overstromingen moesten beschermen. De drie belangrijkste gevolgen van de bedijking zijn: (1) van wierden naar vlaknederzettingen (verspreide boerderijen); (2) vervoer via binnenwater (aanleg netwerk van kanalen, trekvaarten en opvaarten); (3) van een zoutwatereconomie naar zoetwatereconomie (o.a. opkomst melkveehouderij). Deze ontwikkelingen zijn tijdens de route goed waar te nemen.

Menkemaborg – Marcel van Kammen Fotografie

 

Een ‘nieuw’ landschap ontstaat

Ten noorden van het oude wierdenlandschap ontstond vanaf 1500 een “nieuw” landschap. Dit nieuwe landschap is tijdens de noordelijke helft van de route goed zichtbaar. Systematische bedijkingen en inpolderingen maakte dat de kustlijn steeds noordelijker opschoof. Het nieuwe polderland werd verdeeld volgens het principe van het recht van opstrek: iedere landeigenaar waarvan het land aan de oude dijk grensde, mocht zijn perceelsgrenzen onbeperkt doortrekken in de richting van de zee. De opstrekkende lange verkaveling met loodrecht op de dijken de ontwateringssloten geven nog steeds een duidelijk beeld van deze ontginningsgeschiedenis. Tijdens het noordelijke deel van de route kom je ook langs Noordpolderzijl. Hier is de kleinste zeehaven van Nederland gevestigd!

Usquert – Stella Dekker Fotografie

 

Ondanks de komst van de dijken was het overstromingsgevaar nog niet verdwenen. Door de tijd heen maakten stormvloeden veel slachtoffers. Restanten van deze stormvloeden zijn op veel plekken nog goed te zien in de vorm van kolken (elders in Nederland ook wel wielen genoemd). Een kolk is een diepe poel die is ontstaan tijdens een dijkdoorbraak. Kun jij een kolk spotten tijdens de fietstocht?

img-29891-r0x0x4291x2856-t1920
Abrahams Mosterdmakerij Eenrum – Marcel van Kammen Fotografie

 

Nationaal Park Lauwersmeer

In het noordwesten voert de route door het Nationaal Park Lauwersmeer. Door inbraken vanuit de Waddenzee ontstond hier omstreeks de twaalfde eeuw de Lauwerszee. In de jaren ‘60 is de dijk rondom het Lauwersmeer aangelegd, waardoor het gebied niet meer in directe verbinding staat met de Waddenzee. De Lauwerszee werd hierdoor het Lauwersmeer. Veel havenactiviteiten verplaatsten zich van Zoutkamp naar de nieuwe haven van Lauwersoog. Nationaal Park Lauwersmeer staat bekend als enorm vogelparadijs en is sinds 2016 ook een Dark Sky Park. Dat betekent dat het hier ´s nachts nog écht donker is, waardoor onder andere de Melkweg goed te onderscheiden is!

img-29888-r0x0x2852x1426-t1920

Kleurige huisjes Zoutkamp – Marcel Kerkhof 

Een ontwikkeling die losstaat van de strijd tegen het water maar wel zeer landschap bepalend is, is de invloed van de kloosters en adel. Van de 9e tot 13e eeuw werden in Groningen veel kerken gebouwd, waarbij een eigen stijl werd ontwikkeld: de romanogotiek. Vrijwel elk wierdedorp had vroeger een kerk. Tijdens de route kom je onder andere langs de Sint Laurentiuskerk in Baflo (een van de oudste kerken in de provincie) en de Hervormde kerk in Eenrum (een van de oudste baksteenkerken van Groningen). Naast de kloosterordes vormden jonkers lange tijd een belangrijke laag van machthebbers in het gebied. Ter verdediging van bezit en rechten bouwde deze elite steenhuizen. Deze stenen versterkingen groeiden soms uit tot borgen. De Allersmaborg (Ezinge), Menkemaborg (Uithuizen), Rensumaborg (Uithuizermeeden) en Breedenborg (Warffum) getuigen nog van de invloed van de Ommelander jonkers.

  • Geschiedenis

Geschreven door

Anita

Informatie

Gerelateerde artikelen