De LF14 kreeg zijn naam Saksenroute dankzij de culturele overeenkomsten in Oost-Nederland. Waarschijnlijk poppen er zo een paar bij je op; dialecten, boerderijvormen en volksgebruiken. Deze gelijkenissen worden soms ook al als “Saksisch” of -beter- “Nedersaksisch” aangeduid. De driedeling in het huidige Nederlandse grondgebied tussen de Friezen, de Franken en de Saksen zorgde voor deze betiteling. De toen afgebakende gebieden zijn bewoond gebleven door afstammelingen van de leden van deze drie stammen.
Het Saksische gebied
Het domein van de Saksen werd aan de westkant begrensd door de IJssel en aan de zuidkant door de Rijn, waarvandaan het zich naar het noorden uitstrekte tot en met de provincie Groningen. Tijdens de twintigste eeuw is deze theorie over een vaste, onveranderde driedeling van ons land onderuit gehaald en nu wordt deze als geheel achterhaald beschouwd. Toch zijn er in het gebied, dat door de Saksenroute wordt doorkruist, enkele gemeenschappelijke elementen aan te wijzen.
“Saksische” volksgebruiken
Voor zover er in Oost-Nederland al sprake was van een Saksische cultuur, heeft deze na de tijd van Karel de Grote diverse invloeden ondergaan. Eerst waren dat Frankische en in mindere mate Friese invloeden. Vanaf het einde van de middeleeuwen werd door de opkomst en bloei van de Hollandse steden de invloed uit die hoek steeds sterker. Toch zijn bepaalde gebruiken met een zekere hardnekkigheid vastgehouden.
Paasvuur
Een van de overgebleven volksgebruiken is het paasvuur. Nog steeds verzamelen inwoners van verschillende dorpen maandenlang hout, waarmee stapels worden opgebouwd die wel tien tot twintig meter hoog kunnen worden. Het paasvuur is een uiting van vreugde om de komst van het voorjaar en een reiniging om plaats te maken voor het nieuwe.
Midwinterhoornblazen
Het midwinterhoornblazen werd enkele eeuwen geleden in Drenthe, Twente en de Achterhoek nog volop beoefend. Begin vorige eeuw was het gebruik grotendeels uitgestorven, totdat in de jaren ’50 in Twente een smeulend restje ervan weer oplaaide. Nu zijn er in Twente en de Achterhoek weer honderden beoefenaars van het midwinterhoornblazen. Fietsers op het eenzame platteland kunnen verrast worden door de mysterieuze gewaarwording van langgerekte, ijle geluiden over de verlatenheid van het landschap.
Dialecten
De Nederduitse of Nedersaksische dialecten worden gesproken in heel Oost-Nederland, maar ook in het Stellingwerfse deel van Friesland, de oostelijke Veluwe en het aangrenzende deel van Duitsland. Ze worden gekenmerkt door specifieke woorden, uitdrukkingen, klanken en uitspraak. Ook een eigen zinsbouw en vervoeging van werkwoorden zijn uniek. Zo wordt “wi-j loopt” gezegd in plaats van “wij lopen” of zegt iemand “hi-j had dat doen motten” in plaats van “… moeten doen”. Door latere Hollandse invloed zijn echter veel eigenaardigheden van de streektalen verdrongen.
Boerderijen
De boerderijen die soms als “Saksisch” worden aangeduid, zijn boerderijen van het zogenoemde hallehuistype. Dit zijn boerderijen waarbij het woon- en bedrijfsgedeelte zich onder één dak bevinden. Op het punt waar het dak op de palen of staanders rust, maakt het soms een knik omhoog, waardoor de daken steil en hoog kunnen worden. Veel van deze boerderijen zijn in vakwerkstijl uitgevoerd. De boerderij heeft dan een geraamte van zware balken, opgevuld met een vlechtwerk van takken, waarop leem is aangebracht.
Tot slot
De conclusie van dit alles is, dat de term “Saksisch” historisch gezien niet helemaal verantwoord is en te weinig recht doet aan de verscheidenheid aan invloeden waaraan Oost-Nederland onderhevig is geweest. Toch zou je ondanks alle plaatselijke verschillen en ondanks overlappingen met andere plaatsen in Nederland kunnen spreken van een eigen karakter van Oost-Nederland. Om hieraan een naam te kunnen geven, zou je toch de naam Saksisch kunnen gebruiken, als je maar voor ogen houdt, dat je op de Saksenroute niet alleen afstammelingen van de Saksen zult tegenkomen.